Waarom verwijs je nog steeds naar van die oude klassieke stoïcijnen?

Vraag

Het is me opgevallen dat je vaak de namen van bekende en minder bekende stoïcijnen zet bij de uitspraken die ik lees op social media. Andere accounts en blogs die wijsheden geven, doen dit vaak niet. Bij jou zijn dit vaak filosofen die al eeuwen dood zijn. Is dit bewust? En klopt het dat je dit in het begin niet veel deed?

Antwoord

Het klopt dat je in het begin relatief weinig namen zag. Met name op social media deed ik dit meestal niet. Zowel namen van anderen als van mezelf kon je niet vaak vinden. En natuurlijk had dit een reden. Twee zelfs.

De belangrijkste reden was dat het modern stoïcisme niet een levensfilosofie is die je mijns inziens (deels) zou moeten omarmen omdat bekende personen of bepaalde filosofen hierachter zitten. De kracht van het modern stoïcisme is dat het in eerste instantie om de ideeën gaat. Waarbij het je vrij staat deze te omarmen. Of deels te omarmen. Of het onzin te vinden. Maar je moet niet de ideeën omarmen omdat ze van Seneca zijn, of van Marcus Aurelius. Of van een moderne filosoof als Massimo Pigliucci.

Ook de belangrijkste klassieke stoïcijnse filosofen waren in eerste instantie niet op zoek naar een schare volgelingen. Natuurlijk filosofeerden ze buiten in de publieke ruimte (de stoa) en natuurlijk hadden sommige stoïcijnen fans. Maar ze waren hier niet mee bezig. Ook de teksten die we van hun kennen, hadden dit niet tot doel. Sterker nog, de belangrijke teksten die zijn achtergelaten, zijn ideeën die zijn vastgelegd door anderen (Epictetus) of zijn eigenlijk dagboeken of persoonlijke notities (Marcus Aurelius).

Dit past ook bij het stoïcijns advies om een dagboek bij te houden. Deze schrijf je niet voor anderen, maar in eerste instantie voor jezelf. Om zelf als mens te groeien. Om gelukkig te kunnen leven.

En er was nog een tweede reden.

Het probleem met het noemen van namen – bijvoorbeeld van de klassieke stoïcijnen – is dat dit kan uitdraaien op discussies over de personen in plaats van over de inhoud. Je krijgt dan opmerkingen als “Die stoïcijn heeft makkelijk praten, hij was keizer.” Of “Die man zegt dat hij stoïcijn is en streeft naar wijsheid maar hij is niet eens vegetariër”. Ik noem maar wat.

Stoïcijnen streven naar geluk, maar weten ook dat dit een lastig ideaal is. En dat er veel op de weg fout kan gaan. Iedereen kan er naast zitten, iedereen kan fouten maken, iedereen is kwetsbaar, dus stoïcijnen ook. De kracht van het stoïcisme is echter dat dergelijke fouten je moeten uitnodigen om hier oprecht van te leren.

Dit was volgens mij een goede reden om niet te kijken naar de personen, maar naar de ideeën. Pak uit het stoïcisme wat je aanspreekt, denk hier zelf over na, pas eventueel de ideeën aan waarin je je niet kunt vinden. Maar laat een bepaalde manier van denken niet aan je voorbij gaan, omdat bepaalde aanhangers ook wel eens in de fout gaan. En andersom geldt ook voor het stoïcisme: omarm niet een theorie omdat iemand zegt dat dit de juiste is.

Wijsheid – een van de vier kardinale deugden – is waar je toch echt zelf inhoud aan moet geven.

Maar ere wie ere toekomt dan? En hoe zat het met copyright?
Omdat ik vaak kleine citaten weergeef (en ook nog eens uit klassieke teksten), was dit qua copyright geen probleem. Bij twijfel en nieuwe literatuur zette ik wel de naam erbij. Dat was op zich niet het probleem

Maar het leek er inderdaad op alsof ik eigen uitspraken weergaf, terwijl ze misschien van andere stoïcijnen konden zijn. Omdat het korte spreuken of gedachten waren, vond ik dit – met enige twijfel – nog te rechtvaardigen. Als het langere citaten waren, noemde ik de bedenker wel. Ere wie ere toekomt inderdaad.

Later ben ik enigszins van gedachten veranderd.

Het uitgangspunt blijft mijns inziens nog steeds: voor een stoïcijn staat de inhoud voorop. Je ziet echter in het stoïcisme ook wel het idee terug dat andere mensen (stoïcijnen) ons kunnen inspireren (je noemt zo’n iemand een sage). Ik merkte in de praktijk steeds weer hoe waardevol dit kan zijn. Hoe waardevol anderen kunnen zijn. Vaak als ik een tweet plaatste of een blog schreef, kreeg ik dan ook de vraag welke bronnen ik had gebruikt. En waar iemand meer informatie kon vinden.

Uiteindelijk heeft dit me ervan overtuigd om toch meer de bronnen op te nemen. Als anderen ons kunnen inspireren, dan moeten we hier zeker gebruik van maken. Ook al betreft het filosofen die al eeuwen overleden zijn en onder sterk van ons afwijkende omstandigheden leefden. En misschien soms ook dingen zeiden waar we ons nu niet meer in kunnen vinden.

Dus lees de quotes en mijn artikelen wel met deze disclaimer:

We kunnen geraakt worden door de wijsheid van een ander, of nog beter de levenskunst van de ander – maar laat dit nooit genoeg zijn om zelf overtuigd te raken.

Wat betreft de inhoud nog wel een kleine aanvulling: als ik aanhalingstekens gebruik dan betreft het een letterlijk citaat. Je kunt de tekst dan vinden in een van de primaire teksten van de betreffende stoïcijn. Kun je deze niet vinden? Neem gerust even contact met me op. Als ik geen aanhalingstekens gebruik dan is de tekst een samenvatting van een iets langer stuk (een alinea, paragraaf, hoofdstuk).

Ed.

PS. Ryan Holiday (in Het obstakel is de weg, bladzijde 55) beschrijft dat Epictetus tegen zijn studenten zei dat als ze een andere grote filosoof citeerden, ze zich dan voor de geest moesten halen dat ze toekeken terwijl die persoon seks had. Dit om bijna letterlijk bloot te leggen waar het echt om gaat. Om zo objectief mogelijk te waarnemen. Dit ter inspiratie.